De laatste dag beginnen we met een bezoek aan kasteel de Goede Hoop, een fort dat destijds gebouwd is in opdracht van de VOC. Het lijkt wel een beetje op Fort Rammekens bij Ritthem. Na een zonnig terras voor ons bakje koffie maken we een stadswandeling, waarbij we onder andere door de Bo-Kaap lopen. De huisjes hier zijn heel kleurrijk en hebben hun kleuren sinds de afschaffing van de slavernij. Wat zijn onze Nederlandse huizen dan saai. Uiteindelijk komen we weer bij het Waterfront uit en om tijd te sparen gaan we niet om “goeie kos” in een restaurant, maar kopen een broodje bij de bakker, zodat we nog tijd overhouden om te shoppen. Het is een sport om alle Zuid Afrikaanse Randen op te maken. In de loop van de middag sturen we Kobus naar huis, want die moet nog 15 uur rijden om thuis te komen. Wij gaan op de boot naar Robbeneiland, die drie kwartier te laat vertrekt en ook op Robbeneiland zelf gaat het allemaal op het gemakje, zodat we er niet heel relaxed meer rondlopen, want we moeten natuurlijk wel onze vlucht halen. Na een rondleiding door het cellencomplex met ook de cel van Nelson Mandela volgt er nog een rondrit over het eiland met de bus. De enthousiaste gids is een meesterverteller en weet niet van ophouden. Er blijken meer mensen te zijn die eigenlijk wel graag terug willen naar de boot, want tot verbazing van de gids heeft er niemand meer iets te vragen. De winkel laten we voor wat het is en we trekken een sprintje naar de boten. De eerste is al weggevaren, de tweede gooit net de trossen los en wij komen op de derde terecht en dat blijkt de laatste boot te zijn, die wacht tot iedereen van het eiland is. We voelen ons op dat moment gevangen op Robbeneiland. Inmiddels is er ook nog een storm opgestoken en op de terugreis worden we doornat. De boot is een catamaran, die vreselijke klappen maakt. Voordeel is wel dat we onderweg de eerste en de tweede boot inhalen, want dat zijn oude barkjes. Uiteindelijk staan we dan toch nog als een van de eersten aan wal. Snel maar weer naar de bakker en dan naar de bus, waar we onze natte kleren verwisselen voor onze Nederlandse kleren. Op het vliegveld gaat het allemaal heel snel, voor zo’n wereldstad is het een klein vliegveld. Onze vlucht is die nacht ook de enige internationale vlucht. We vertrekken met vertraging, want we hebben een patiënt aan boord, waar een deel van het vliegtuig voor omgebouwd moet worden om een brancard te kunnen plaatsen. De patiënt blijkt een fractuur te hebben opgelopen bij een onfortuinlijke sprong van een rots in het water en zelf in opleiding te zijn voor orthopeed, heel bizar allemaal. Wij vertrekken gelukkig wel helemaal gezond naar huis, zonder ook maar één muggenbeet te hebben opgelopen.